Op een middag bel ik aan bij het opgegeven adres. De mevrouw die mij een paar dagen geleden belde, opent de deur. Ze oogt vitaal. Ze neemt mij mee naar de woonkamer. Haar man ligt boven en slaapt. Hij zal waarschijnlijk binnen enkele dagen overlijden. Zij en haar man hebben geen kinderen en ze wil voordat haar man overlijdt alvast wat dingen bespreken.

Nadat ze koffie heeft ingeschonken, begint ze te vertellen. Af en toe stel ik een vraag en krijg zo een beeld van hoe de uitvaart van haar man er uit moet komen te zien. Op een gegeven moment pakt ze hun trouwalbum en laat mij de bloemen zien die in haar bruidsboeket zaten. Deze wil ze graag in het bloemstuk op de kist.

Terwijl we het album doorbladeren valt hun trouwkaart uit het album. Ik zie dat deze zowel in het Nederlands als in het Fries is opgesteld. Meneer en mevrouw zijn beide geboren Friezen. Ik vraag haar of het een idee is om dit ook met de rouwkaart te doen. Ze zegt “mijn Fries is niet meer goed genoeg, maar ik vind het wel een mooi idee”. Ik beloof haar dat ik dat ga regelen.

Een paar dagen later komt ’s morgens het telefoontje dat meneer is overleden. Ik had inmiddels wat tijd gehad om iemand te vinden die voor mij een rouwkaart in het Fries kon vertalen. Diezelfde middag is de tekst in het Nederlands en in het Fries klaar. Wanneer ik mevrouw de gedrukte rouwkaarten breng, is ze ontroerd. Ze zegt “dit had ik nooit kunnen bedenken in mijn eentje. Dank je wel voor het meedenken”.

Met een dankbaar en tevreden gevoel verlaat ik het huis.